Een boom is een grote plant met één stam. Alle boomsoorten worden minstens vier en een halve meter hoog. Iedere boomsoort is te kennen zijn vorm en aan zijn bladeren. Bomen kunnen heel oud worden. Er zijn bomen die meer dan duizend jaar oud zijn. Een boom blijft groeien tot hij dood gaat.
Een boom heeft wortels, een stam, takken, twijgen, bladeren en vruchten. De wortels houden de boom op zijn plaats. De kleine wortels die vaak niet dikker zijn dan een haar zuigen het water uit de bodem op. In het water zitten voedingstoffen voor de boom. Aan de stam zitten takken of twijgen. Aan de twijgen zitten de bladeren of de naalden. De bomen met bladeren worden loofbomen genoemd. De bomen met naalden zijn naaldbomen.
De boom zorgt ervoor dat het water uit de wortels bij de bladeren komt. De bladeren zijn in de lente en de zomer groen. Deze groene kleur komt van de bladgroenkorrels. Deze korrels maken het voedsel voor de boom. Met dit voedsel maakt de boom nieuwe bladeren, takken, fruit en zaden. Dit voedsel heet glucose, dit is een soort suiker.
De bladgroenkorrels maken glucose uit kooldioxide en water (kooldioxide is een gas dat in de lucht voorkomt). Dit gebeurt alleen als de bladeren genoeg warmte krijgen van de zon. Bij dit proces komt zuurstof vrij. Dit is een gas dat alle mensen en dieren inademen. Ze hebben zuurstof nodig om te kunnen leven.
In de herfst worden de dagen korter. De bladeren krijgen steeds minder energie van de zon. Ze maken dus steeds minder voedsel. Wel blijven ze water verdampen. Door de kou kan de boom geen water meer opzuigen. Als de bladeren aan de boom zouden blijven zitten, droogt de boom uit. De boom zou dan doodgaan.
Daarom haalt de boom het bladgroen en andere bruikbare stoffen uit de bladeren. Als het bladgroen uit de bladeren verdwijnt, zie je alleen nog de rode en gele kleurstoffen van het blad. Zo ontstaan de prachtige herfstkleuren.
Bomen in de herfst: een bomen-show!
Herfstblaadjes: Waarom vallen blaadjes van de bomen?
Die mooie bladeren blijven niet aan de boom hangen. De boom vormt een dun laagje kurk tussen de twijg en de steel van het blad. Zo kan er geen water meer bij het blad komen. Gevolg is dat het blad verdroogt en van de boom afvalt. Wind en regen helpen hierbij een handje.