Al kort na de Duitse inval houden mensen in Nederland zich schuil op geheime adressen. Vooral na de invoering van de arbeidsplicht doen steeds meer mensen dat. Hun aantal loopt op tot 500.000. Vanaf 1942 worden ze onderduikers genoemd. De plaats waar onderduikers zich schuilhouden is het onderduikadres. Het is vrijwel altijd in een huis of gebouw, want er zijn in Nederland geen uitgestrekte wouden, woestijnen of gebergtes waar mensen zich schuil kunnen houden.
De meeste onderduikers zijn mensen die niet in de Arbeitseinsatz willen werken (1). Ook zijn er joden bij, zigeuners en andere woonwagenbewoners (2). Die zijn bang om te worden weggevoerd naar een concentratiekamp in Duitsland of Polen en daar te worden vermoord. Verder duiken er ook mensen onder die tegen het bewind van Hitler en tegen het Duitse bestuur in Nederland zijn en daartegen in verzet komen (3). Ze houden stakingen, maken valse paspoorten en identiteitsbewijzen of drukken illegale kranten met nieuws uit Engeland. In die tijd mogen kranten alleen schrijven wat de overheid wil. Soms gebruiken ze daarbij hun schuiladres als werkplek. De meeste mensen plegen verzet door onderduikers te helpen.
Een vierde groep onderduikers bestaat uit mensen die vervolgd worden omdat ze tegen het nationaal-socialisme zijn, de politieke leer van het Hitler-bewind (4). Politieke partijen zijn verboden behalve de Nationaal-Socialistische Bond of NSB.
Ten slotte zijn er ook militairen ondergedoken om niet in een Duits krijgsgevangenkamp terecht te komen (5). Eerst zijn dat vooral piloten uit Engeland of de VS die met hun vliegtuig boven Nederland worden neergehaald met luchtafweergeschut of een noodlanding moeten maken. In 1943 duiken er ook Nederlandse militairen onder nadat ze van de Duitse overheid een oproep hebben gekregen. Ze moeten zich melden om naar Duitsland te worden gebracht. Dat willen ze niet omdat ze dan krijgsgevangenen zouden worden.
Verstoppen voor de Duitsers - Onderduiken
Ook buiten Nederland zijn er onderduikers geweest en ook voor en na de Tweede Wereldoorlog. Vaak zoeken onderduikers een schuilplaats in uitgestrekte wouden, woestijnen en gebergtes omdat ze daar moeilijk te vinden zijn. Dan is hun schuilplaats geen onderduikadres zoals we in Nederland hebben gekend, maar een grot of een kamp. Een bekend voorbeeld van onderduikers is te vinden in het Romeinse rijk. Vanaf de eerste eeuw na Christus bekeren Romeinen zich tot het christendom. Deze godsdienst is verboden; de Romeinen mogen alleen de keizer en de goden aanbidden. Vooral keizer Nero laat christenen oppakken en vermoorden. Om aan die vervolging te ontkomen, houden christenen in Rome zich schuil in catacomben, ondergrondse ruimtes waar Romeinen hun doden bijzetten. Ook kunnen ze daar ongestoord hun erediensten houden.