Toepassingsvragen (4)

1.       Vergelijk onderstaande bedrijven met elkaar.

Bedrijf A is een groothandel met tien mensen in dienst. De medewerkers werken al meer dan drie jaar samen. De producten worden opgeslagen nadat ze in kleinere hoeveelheden verdeeld zijn. De leveranciers zijn al jaren dezelfde.

Bedrijf B is een autodealer met een werkplaats voor reparatie. Het bedrijf heeft 45 medewerkers. Allerlei materiaal voor auto-onderdelen, maar ook voor administratieve werkzaamheden, liggen in één magazijn opgeslagen. Particulieren kunnen ook onderdelen kopen. De binnengekomen producten worden gedeeltelijk omgepakt.

a.       Hoe zou de tekenbevoegdheid in beide bedrijven geregeld kunnen zijn wanneer er goederen aankomen? Motiveer je antwoord.

b.       Zijn controlesystemen noodzakelijk? Motiveer je antwoord.

c.       Op welk moment zal controle plaatsvinden?

d.       We onderscheiden een open en een gesloten magazijn. Bij welk bedrijf zal het magazijn gesloten zijn? Motiveer je antwoord.

 

2.       Ga naar het (groot)handelsbedrijf en verzamel gegevens over:

         - De tekenbevoegdheid: bij wie ligt deze, welke functie heeft deze persoon?

- Hoe gaat het bedrijf om met zichtbare en onzichtbare schade: zijn er procedures voor gemaakt?

         - Op welke momenten vindt er controle plaats?

- Welk controlesysteem hanteert het bedrijf? Kun je voor- en nadelen geven van de controle?

3.       Neem de gegevens die je hebt verzameld over het bezochte bedrijf erbij. Je hebt waarschijnlijk gezien hoe daar de producten opgeslagen staan/worden.

Welke vormen van opslagmogelijkheden ben je tegengekomen? Geef daarbij aan om welk soort producten het ging en de verpakking.

4.       Een goed voorraad- en magazijnbeheer is gebaat bij een goede logistiek, maar ook bij een goede administratie. Welke vier gegevens moeten minstens in de administratie terug te vinden zijn?

5.       Het hoofd magazijn is verantwoordelijk voor een goed voorraad- en magazijnbeheer. Hoge voorraden brengen hoge kosten met zich mee. Het hoofd van de magazijnafdeling wil deze kosten zo laag mogelijk houden, terwijl de verkoopafdeling gebaat is bij zo veel mogelijk voorraad. Over welke informatie zal het hoofd magazijn moeten beschikken, wil de grootte van de voorraad teruggebracht worden?

6.       Bereken de gemiddelde voorraad in onderstaande situatie:

         Voorraad       1 -  1 - 2000           24.000 stuks

         Voorraad       1 -  4 - 2000           18.000 stuks

         Voorraad       1 -  7 - 2000           29.000 stuks

         Voorraad       1 - 10 - 2000          11.000 stuks

         Voorraad       1 -  1 - 2000           13.000 stuks

7.       De omzet van een bedrijf is € 750.000,-.

         De gemiddelde voorraad in de eerste periode is € 125.000,-.

         De brutowinst is 45% van de inkoopprijs.

         a.       Bereken de omzetsnelheid.

         b.       Bereken de gemiddelde opslagduur (ga uit van 360 dagen).

 

8.       Soms vindt een verdeling van de goederen die opgeslagen moeten worden plaats op basis van de ABC-goederenanalyse. Je vraagt je dan af op welke plaats deze verschillende goederen opgeslagen moeten worden. De mogelijkheden zijn: in een centraal fabrieksmagazijn of in een magazijn die de regio beslaat of in een lokaal magazijn.

Waar kunnen de A-, B- en C-goederen het best opgeslagen worden? Neem bij je besluit ook transportkosten, voorraadkosten en kosten die ontstaan door 'nee-verkoop' mee.

9.       In welke situaties zal men voor een intern transportmiddel kiezen zoals: buizenpost, bovenloopkraan, industrietrekker, glijgoten, vloerbanen?

10.     Is er bij bedrijven een verband tussen het soort transportmiddel, de soort producten, de beschikbare ruimte en de financiën die ermee gemoeid zijn? Motiveer je antwoord.

11.     Welke interne transportmiddelen worden er bij jouw BPV-plaats gebruikt?

12.     Voor het vaststellen van de orderverzameltijd telt men de tijd die gemoeid is met een aantal handelingen bij elkaar op. Je moet dan denken aan: basistijd, transporttijd, informatietijd en grijptijd.

a.       Geef minstens twee voorbeelden bij elk van deze tijdsoorten.

De orders worden op verschillende manieren verzameld. Je kunt denken aan:

- Een orderverzamelaar verzamelt een complete order.

- Meerdere orderverzamelaars verzamelen een complete order.

- Een orderverzamelaar verzamelt meerdere orders tegelijkertijd.

b.       Geef van elke manier twee voor- en twee nadelen.

13.     Bij een bedrijf dat handelt in elektronica en elektronicaonderdelen worden de goederen wekelijks per container aangevoerd in Rotterdam. De goederen worden per vrachtwagen naar het magazijn gebracht. Daar wordt de lading gelost en gecontroleerd op juistheid en kwaliteit. De producten en onderdelen worden gemerkt en op een bepaalde plaats opgeslagen.

De onderdelen krijgen een bepaald nummer toegewezen. Artikelen die dikwijls gevraagd worden, worden op nummer 1 geplaatst en artikelen die minder vaak nodig zijn, worden op nummer 30 geplaatst. Wanneer een nieuw artikel binnenkomt, wordt het in eerste instantie op nummer 30 geplaatst. Als blijkt dat het artikel aanslaat, gaat het vanzelf naar nummer 1 in het magazijn.

 

         a.       Welk locatiesysteem wordt toegepast? Motiveer je antwoord.

         b.       Geef voor- en nadelen van dat locatiesysteem.

 

14.     a.       Welk locatiesysteem gebruikt jouw BPV-bedrijf?

         b.       Geef argumenten waarom men voor een dergelijk systeem gekozen heeft.

15.     a.       Je bent bedrijfsleider bij een groothandel in banketbakkersgrondstoffen.

Welk systeem voor het verzendgereed maken van de producten zou je kiezen? Motiveer je antwoord.

 

         Het bedrijf werkt met het fifo-systeem.

         De volgende gegevens zijn bekend omtrent de aan- en verkoop:

 

             8/1           inkoop           2.000 stuks          à € 1,20

           14/1           inkoop              500 stuks                  à € 0,90

           19/1           verkoop         1.700 stuks

             5/2           inkoop           1.900 stuks          à € 0,80

           10/2           verkoop            700 stuks

           18/2           verkoop         1.500 stuks

             3/3           inkoop           1.500 stuks          à € 0,75

           15/3           verkoop         1.800 stuks

 

         De beginvoorraad is 200 stuks à € 0,75.

 

b.       Bereken de waarde van de eindvoorraad op basis van het fifo-systeem.

c.       Bereken de waarde van de eindvoorraad op basis van het lifo-systeem.

d.       Welk locatiesysteem zou je gebruiken in het magazijn? Motiveer je antwoord.

e.       Hoe zou je de producten plaatsen in het magazijn? Motiveer je antwoord.