1. Wanneer spreken we van een groothandelsonderneming als totaalleverancier?
2. Op welke momenten ontvangt de afnemer een factuur?
3. Noem een voorbeeld waarom een groothandel vaak meer dan een logistiek proces moet ondersteunen.
4. Hoe wordt een klant genoemd die nog een rekening moet betalen?
5. Noem een aantal manieren waarop de groothandel orders kan ontvangen?
6. Noem een paar voordelen om telefonische orders direct in een computersysteem op te voeren.
7. Wat is het verschil tussen een (magazijn)pakbon en een picklijst?
8. Noem alle orderdocumenten die nodig zijn om een order te kunnen verwerken.
9. Noem twee redenen waarom er verschillen kunnen ontstaan tussen het door de klant bestelde aantal en het geleverde aantal.
10. Hoe moeten nieuwe klanten betalen wanneer ze niet op rekening kunnen kopen?
11. Wat betekent levering onder rembours?
12. Welke (administratieve) kosten moet een groothandel maken om een klant van dienst te kunnen zijn?
13. Hoe wordt bij de boekhouding een klant genoemd?
14. Stel dat een groothandel slechts honderd debiteuren heeft, met een vervallen post van gemiddeld € 2.500,-.
a. Bereken het totaal uitstaand krediet.
b. Bereken het renteverlies voor een maand bij een rentestand van zes procent.
15. In welk boek worden de verkopen genoteerd?
16. Wat is het verschil tussen een aanmaning en een rentenota?
17. Noem drie manieren waarop debiteuren kunnen betalen.
18. Bedenk welke kosten een groothandel moet maken om een klant van dienst te kunnen zijn.
19. Welke gegevens staan er op een factuur?
20. Waarom zijn groothandelsondernemingen bereid om kortingen te geven wanneer een klant elektronisch orders plaatst?
21. Schets de gevolgen van het niet kunnen vervaardigen van een overzicht met lopende orders of verplichtingen.
22. Schrijf een reden op waarom aan nieuwe klanten van de groothandel meestal niet direct krediet verleend wordt.
23. Wanneer een klant aan de groothandel de machtiging verstrekt om betalingen te innen, krijgt de klant vaak extra korting. Waarom denk je dat de groothandel dit doet?
24. Veelal geldt een vervaltermijn van dertig dagen. De kredietlimiet is in dat geval veertig of vijfenveertig dagen. Verklaar het verschil.
25. Beschrijf het voordeel van verzamelfacturen voor de groothandel en voor de klant.
26. Stel dat een groothandel gemiddeld duizend debiteuren heeft met een vervallen post van gemiddeld € 2.500,-. Deze debiteuren betalen gemiddeld na 45 dagen in plaats van na dertig dagen. De onderneming overweegt een medewerker aan te nemen voor de debiteurenbewaking. Hij moet ervoor zorgen dat de debiteuren na dertig dagen zullen gaan betalen.
a. Bereken het renteverlies per jaar met een rentestand van zes procent.
b. De medewerker kost de groothandel (salaris, sociale lasten en werken) ongeveer € 75.000,- per jaar. Is het rendabel om een debiteurenbewaker aan te nemen?
27. Wat is een deelbetaling?