Winterweer

In de winter kan het behoorlijk koud worden. Als het zo koud is dat het water buiten in ijs verandert, dan zeggen we dat het vriest. Ook zeggen we dat de temperatuur onder nul graden is. De weerman op tv zegt dan bijvoorbeeld: "Morgen is het een koude dag, de temperatuur ligt tussen de min 2 en min 6 graden".

Als het koud is en het waait erg hard, dan voelt het extra koud aan. Men zegt dan dat de gevoels­temperatuur heel laag is.

Hoe ontstaat sneeuw?

In een wolk zit water­damp. Dit zijn piepkleine waterdruppeltjes. Als het plotseling gaat vriezen, veranderen die waterdruppeltjes in hele kleine ijsnaaldjes. Op weg naar beneden blijven deze naaldjes kleven aan stofdeeltjes (zandkorrels, rook- of asdeeltjes) die in de lucht zweven. Hierdoor vormen zich kristallen, een soort sneeuwsterren. Deze sterren kunnen allerlei vormen hebben, maar ze zijn altijd zespuntig.

Wanneer het waait, klitten de sneeuwsterren, op hun weg naar de aarde, samen en vormen een vlok. Zo'n vlok bestaat uit wat ijs en heel veel lucht tussen de ijsnaaldjes. Zie het als een kussen vol veren met lucht ertussen. Vlokken zijn onregelmatig, klein of groot, maar wanneer het windstil is, dwarrelen ze één voor één naar beneden.

Als sneeuw smelt - Doe een proefje!

Hagel

Hagelstenen zijn stukjes ijs die heel hoog in de wolken ontstaan. Heel hoog, bijvoorbeeld hoger dan 7500 meter, vriest het bijna altijd, ook in de zomer. Hagel kan in alle seizoenen voorkomen.

Hagel gaat vaak samen met onweer. Wanneer het voor een onweersbui erg warm is, stijgt de wind krachtig op. Daardoor worden wolken die op 1, 2 of 3 kilometer hoogte drijven, plotseling door wervelwinden omhoog geblazen tot een hoogte van wel 15 kilometer. De waterdruppels in de wolken bevriezen en klonteren samen en dat worden dan hagelstenen. Nu heb je kleine, maar ook hele grote hagelstenen en dit heeft te maken met de hoogte van de wolken. Hoe hoger de wind de wolken geblazen heeft, hoe groter de hagelstenen zijn. Echt grote hagelstenen komen alleen in de zomer voor.

IJzel

IJzel ontstaat vaak aan het eind van een vorstperiode. Er zijn dan twee luchtlagen; in de onderste luchtlaag vriest het, in de bovenste luchtlaag zitten warme regenwolken. De regen daaruit heeft niet genoeg tijd om te bevriezen. Zodra de regen op koude voorwerpen of de bodem valt, bevriest deze. Er vormt zich een doorzichtig laag ijs. Erg gevaarlijk dus. Bij ijzel gebeuren er altijd veel on­gelukken.