Tussen november 1628 en januari 1629 lopen tweeëntwintig schepen Nederlandse havens binnen. Piet Hein zelf komt pas tien januari met vijf schepen in de haven van Hellevoetsluis aan. De Engelsen hadden hem vastgehouden. De schepen bevatten huiden, zilver, suiker, zijde, verfstoffen en geld. Piet Hein trekt in een zegetocht langs verschillende steden. Hij krijgt een grootse ontvangst van de Staten Generaal en stadhouder Frederik Hendrik. In Delfshaven luiden de klokken en branden pektonnen ter verhoging van de feestvreugde. De opbrengst van de buit is bijna twaalf miljoen gulden, de grootste buit die ooit op zee veroverd was.
Een groot deel van de winst gaat naar de bemanning van de schepen en naar de aandeelhouders van de WIC. Het overgebleven geld gaat vooral in de bestrijding van de Spanjaarden zitten. De Nederlanders kunnen dankzij de opbrengsten van de zilvervloot de als onneembaar geldende vesting Den Bosch innemen.
Ook kan dankzij de zilvervloot een volgende onderneming van de WIC worden gefinancierd: in 1630 verovert de WIC Olinda (een door de Portugezen gestichte stad aan de oostkust van Brazilië). Deze overwinning van Nederland zou Piet Hein echter niet meer meemaken.