Dieren vertonen in de lente vaak een heel speciaal gedrag. Ze proberen elkaar’s aandacht te trekken, het hof te maken, indruk op elkaar te maken, of hun woon- en voedselgebied af te bakenen. Een zingende merel hoog in de boom geeft aan dat hij daar woont en andere mannetjesmerels daar niet welkom zijn. En je hebt vast wel eens een koppeltje duiven in de stad gezien, waarvan het mannetje z’n borst opzet en cirkels om het vrouwtje heen draait. Of een stelletje eenden dat – druk met de hofmakerij – zonder op het verkeer te letten de weg oversteekt. Mannetjesdieren hebben in de lente vaak een prachtkleed, daarmee proberen ze indruk te maken op de vrouwtjes. Al heel vroeg in het jaar kun je de roffel van de Grote Bonte Specht horen. In nog geen een seconde geeft roffelt hij 10 - 15 slagen.
Vogels maken allerlei soorten nesten. Zwaluwen maken een nest van speeksel en modder op een smalle richel, of onder een vensterbank. Waterhoentjes in de stad zie je druk in de weer met het verzamelen van stukken plastic, en ander afvalmateriaal. Daar bouwen ze hun nest van, vaak op een oude autoband of iets dergelijks.
Ook voor insecten is de lente een begin van een nieuw leven. Planten en insecten hebben elkaar nodig. In het voorjaar leggen vrouwtjesvlinders (op de foto zie je een Landkaartje) hun eieren op de bladeren, de bloesem van de planten is belangrijk voedsel voor insecten die uit hun winterslaap komen. Veel planten hebben insecten nodig voor de bestuiving.