Proeven: Welke smaak heeft dat?

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren de vier hoofdsmaken kennen.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • snoepje of suikerklontje (voor ieder kind één)
  • een schijfje citroen (voor ieder kind één)
  • een pepsel(zoute stengel) of soepstengel (voor ieder kind één)
  • een schijfje grapefruit (voor ieder kind één)

 

Uitvoering

Vertel de kinderen dat het fijn is als je kunt vertellen hoe iets smaakt. Je kunt natuurlijk zeggen dat het lekker is of niet lekker, maar je kunt er ook meer over vertellen.

Laat de kinderen een snoepje of een suikerklontje zien en proeven. Weten ze hoe dit smaakt? Kennen ze het woord ‘zoet’ of noemen ze het anders? Kennen ze nog meer producten die zoet smaken?

Laat de kinderen een citroen zien. Hoe smaakt dat? Geef alle kinderen een schijfje citroen. Kennen ze het woord ‘zuur’ of noemen ze het anders? Hoe gaat je gezicht staan als je een hapje neemt? Maak hierbij eventueel gebruik van een spiegel.

Behandel op dezelfde wijze ‘zout’ met een hapje zout of een pepsel of soepstengel en ‘bitter’ met een schijfje grapefruit. Waarschijnlijk kennen de kinderen de smaak bitter niet. Geef hiervan meer voorbeelden zoals koffie, witlof en spruitjes. Hierdoor gaat het mogelijk meer leven.

Eindig met de vraag welke smaak de kinderen het lekkerst vinden. Wat vinden ze er dan zo lekker aan? Kunnen ze nog meer producten noemen die deze smaak hebben?

 

Aansluitende Smaaklessen
Groep 1-2

1. Groente en fruit ontdekken

3. Lekker shaken!

4. Wanneer eet je?

6. Gezond winkelen

7. Waar komt mijn eten vandaan?

8. Over brood en beleg

Klik hier voor alle Smaaklessen »