Je gaat in beide opdrachten eerst op zoek naar wat normaal is voor jou dier. Daarna ga je observeren en meten of jou dier (of dieren) voldoen aan deze 'normaalwaarden'. Uiteindelijk kun je hieruit een conclusie trekken wat betreft de vrijheid (vrijheden) die centraal staan in je opdracht. Dit rond je af en lever je voor het begin van de volgende les in.?
De vijf vrijheden voor dierenwelzijn zijn:
Met de vrijheid waarin huisvesting centraal staat zijn we vorige week aan de slag geweest. Deze week gaan we in twee groepen verder.
Afhankelijk van wat je twee weken geleden hebt gedaan ga je nu met de andere opdracht aan de slag:
De ene groep gaat in tweetallen aan de slag met het beoordelen van de huisvesting (vrij zijn van ongemakken) en aan de slag met de vrijheid: vrij zijn van pijn, verwondingen en ziekten.
De andere groep gaat eveneens in tweetallen inzoomen op gedrag. Hierbij horen de vrijheden: vrij zijn van angst en kwellingen, en: vrij zijn soorteigen gedrag te vertonen.