Stapsgewijze instructies voor het maken van een grafiek
De wizard Grafieken is niet langer beschikbaar in Microsoft Excel. In plaats daarvan kunt u een basisgrafiek maken door op het tabblad Invoegen in de groep Grafieken op het gewenste grafiektype te klikken. Vervolgens kunt u doorgaan met de volgende stappen van de onderstaande stapsgewijze procedure om een grafiek te maken die de gewenste details weergeeft.
Grafieken worden gebruikt om reeksen numerieke gegevens weer te geven in een grafische indeling, zodat het gemakkelijker is om inzicht te krijgen in grote hoeveelheden gegevens en de relatie tussen verschillende reeksen gegevens.
Als u een grafiek wilt maken in Excel, begint u met het invoeren van de numerieke gegevens voor de grafiek op een werkblad. Vervolgens kunt u de gegevens uitzetten in een grafiek door op het tabblad Invoegen in de groepGrafieken het grafiektype te selecteren dat u wilt gebruiken.
Excel ondersteunt een groot aantal grafiektypen waarmee u gegevens op diverse manieren kunt presenteren. Wanneer u een grafiek maakt of een bestaande grafiek wijzigt, kunt u kiezen uit een groot assortiment aan grafiektypen (zoals een kolomdiagram of een cirkeldiagram) en de bijbehorende subtypen (zoals een gestapeld kolomdiagram of een cirkeldiagram met 3D-opmaak). U kunt ook een combinatiediagram maken door meerdere grafiektypen in uw grafiek op te nemen.
Zie Beschikbare grafiektypen voor meer informatie over de grafiektypen die u in Excel kunt selecteren..
Een grafiek heeft veel elementen. Sommige van deze elementen worden standaard weergegeven, andere kunnen naar wens worden toegevoegd. U kunt de weergave van grafiekelementen wijzigen door deze naar andere locaties in de grafiek te verplaatsen, het formaat ervan te wijzigen of de indeling ervan te wijzigen. U kunt ook grafiekelementen verwijderen die u niet wilt weergeven.
Nadat u een grafiek hebt gemaakt, kunt u alle elementen daarvan aanpassen. U wilt bijvoorbeeld de manier wijzigen waarop in assen worden weergegeven, een grafiektitel toevoegen, de legenda verplaatsen of verbergen, of extra grafiekelementen toevoegen.
Ga als volgt te werk als u een grafiek wilt wijzigen:
In plaats van het handmatig toevoegen of wijzigen van grafiekelementen of het opmaken van de grafiek kunt u snel een vooraf gedefinieerde grafiekindeling en grafiekstijl toepassen op de grafiek. In Excel beschikt u over diverse handige, vooraf gedefinieerde indelingen en stijlen. Het is echter mogelijk om de indeling of de stijl desgewenst nauwkeuriger aan uw wensen aan te passen door handmatig wijzigingen aan te brengen in de indeling en de opmaak van afzonderlijke grafiekelementen, zoals het grafiekgebied, het tekengebied, de gegevensreeksen of de legenda van de grafiek.
Als u een vooraf gedefinieerde grafiekindeling toepast, wordt een specifieke set grafiekelementen (zoals titels, een legenda, een gegevenstabel of gegevenslabels) in de grafiek weergegeven in een bepaalde indeling. U kunt voor elk grafiektype diverse indelingen selecteren.
Als u een vooraf gedefinieerde stijl toepast, wordt de grafiek opgemaakt op basis van het documentthema dat u hebt toegepast, zodat de grafiek aansluit bij het kleurenthema (een kleurenset), lettertypenthema (een set lettertypen voor koppen en hoofdtekst) en effectenthema (een set lijnen en opvuleffecten) van uzelf of uw organisatie.
U kunt niet uw eigen grafiekindelingen of -stijlen maken, maar u kunt wel grafieksjablonen maken die de gewenste grafiekindeling en -opmaak omvatten.
TERUG NAAR BOVEN
Naast de toepassing van een vooraf gedefinieerde grafiekstijl kunt u gemakkelijk opmaak toepassen op afzonderlijke grafiekelementen zoals gegevensmarkeringen, het grafiekgebied, het tekengebied en de cijfers en tekst in titels en labels, om de grafiek uniek en visueel aantrekkelijk te maken. U kunt specifieke stijlen voor vormen en voor WordArt toepassen, en u kunt de vormen en de tekst van grafiekelementen ook handmatig opmaken.
Voer een of meer van de volgende handelingen uit om opmaak toe te voegen:
Als u een grafiek die u aan uw eigen situatie hebt aangepast opnieuw wilt gebruiken, kunt u de grafiek opslaan als grafieksjabloon (.CRTX) in de map met grafieksjablonen. Als u dan een nieuwe grafiek maakt, kunt u de grafieksjabloon toepassen op dezelfde wijze als een ingebouwd grafiektype. Grafieksjablonen zijn aangepaste grafiektypen, waarmee u het grafiektype van een bestaande grafiek kunt wijzigen. Als u een bepaalde grafieksjabloon regelmatig gebruikt, kunt u deze opslaan als het standaard grafiektype.
In de meeste grafieken, zoals kolom- en staafdiagrammen, kunt u de gegevens die u schikt in rijen en kolommen in een werkblad uitzetten in een grafiek. Voor sommige grafiektypen, zoals cirkel- en bellendiagrammen, moeten de gegevens echter op een speciale manier worden geschikt.
U kunt de gegevens schikken in rijen of kolommen. Excel bepaalt automatisch de beste manier om de gegevens uit te zetten in de grafiek. Voor sommige grafiektypen, zoals cirkel- en bellendiagrammen, moeten gegevens op een speciale manier worden geschikt.
Tip Als u maar één cel selecteert, zet Excel automatisch alle aangrenzende cellen die gegevens bevatten uit in een grafiek. Als de cellen die u in een grafiek wilt uitzetten zich niet in een aaneengesloten bereik bevinden, kunt u niet-aangrenzende cellen of bereiken selecteren zolang de selectie een rechthoek vormt. U kunt ook de rijen of kolommen die u niet wilt uitzetten in de grafiek verbergen.
Tip Wanneer u de muisaanwijzer op een grafiektype of een grafieksubtype houdt, wordt in de scherminfo de naam van het grafiektype weergegeven. Zie Beschikbare grafiektypen voor meer informatie over de grafiektypen die u kunt gebruiken.
Hiermee worden de Hulpmiddelen voor grafieken weergegeven, waarbij de tabbladen Ontwerp, Indeling enOpmaak beschikbaar komen.
Tip Als u de voorgestelde naam van de grafiek wilt vervangen, kunt u een nieuwe naam typen in het vak Nieuw blad.
Tip Klik indien nodig op het pictogram Eigenschappen in de groep Eigenschappen om de groep uit te vouwen.
Opmerkingen
Nadat u een grafiek hebt gemaakt, kunt u het uiterlijk van de grafiek direct wijzigen. In plaats van de grafiek handmatig aan te passen door er elementen of opmaak aan toe te voegen of erin te wijzigen, kunt u snel een vooraf gedefinieerde indeling en opmaak op de grafiek toepassen. In Excel kunt u diverse handige, vooraf gedefinieerde indelingen en stijlen selecteren (of snelle indelingen en snelle stijlen). U kunt deze desgewenst verder aanpassen door de indeling en opmaak van afzonderlijke grafiekelementen handmatig te wijzigen.
Hiermee worden de Hulpmiddelen voor grafieken weergegeven, waarbij de tabbladen Ontwerp, Indeling enOpmaak beschikbaar komen.
Opmerking Als het Excel-venster wordt verkleind, zijn grafiekindelingen beschikbaar in de galerie Snelle indeling in de groep Grafiekindeling.
Tip Als u elke beschikbare indeling wilt bekijken, klikt u op Meer.
TERUG NAAR BOVEN
Hiermee worden de Hulpmiddelen voor grafieken weergegeven, waarbij de tabbladen Ontwerp, Indeling enOpmaak beschikbaar komen.
Opmerking Als het Excel-venster wordt verkleind, zijn grafiekstijlen beschikbaar in de galerie Snelle stijlen voor grafieken in de groep Stijlen.
Tip Als u voorgedefinieerde grafiekstijlen wilt bekijken, klikt u op Meer.
Opmerking De indelingsoptie die u hebt geselecteerd, wordt op het geselecteerde grafiekelement toegepast. Als u bijvoorbeeld de hele grafiek hebt geselecteerd, worden op elke gegevensreeks gegevenslabels toegepast. Als u één gegevenspunt hebt geselecteerd, worden gegevenslabels alleen toegepast op de geselecteerde gegevensreeks of het geselecteerde gegevenspunt.
Opmerking Nadat u een WordArt-stijl hebt toegepast, kunt u de WordArt-opmaak niet meer verwijderen. Als u de WordArt-stijl die u hebt toegepast niet wilt hebben, kunt u een andere WordArt-stijl selecteren, of u kunt op deWerkbalk Snelle toegang op Ongedaan maken klikken om terug te keren naar de eerdere tekstindeling.
Tip Als u gewone tekstopmaak wilt gebruiken voor het opmaken van de tekst in grafiekelementen, kunt u met de rechtermuisknop klikken of de tekst selecteren en vervolgens op de gewenste opmaakopties klikken op deminiwerkbalk. U kunt ook gebruikmaken van de opmaakknoppen op het lint (tabblad Start, groep Lettertype).
Als u een grafiek begrijpelijker wilt maken, kunt u titels toevoegen, zoals een grafiektitel en astitels. Astitels zijn in principe beschikbaar voor alle assen die in een grafiek kunnen worden weergegeven, inclusief de diepteas (reeksenas) in een 3D-grafiek. Sommige grafiektypen (zoals radardiagrammen) hebben wel assen, maar toch kunnen er geen astitels op worden weergegeven. Op grafiektypen die geen assen hebben (zoals cirkel- en kringdiagrammen) kunnen ook geen astitels worden weergegeven.
U kunt grafiek- en astitels ook koppelen aan bijbehorende tekst in werkbladcellen door een verwijzing naar die cellen te maken. Gekoppelde titels worden in de grafiek automatisch bijgewerkt wanneer u wijzigingen aanbrengt in de bijbehorende tekst in het werkblad.
Als u een gegevensreeks in een grafiek snel wilt identificeren, kunt u gegevenslabels toevoegen aan degegevenspunten van de grafiek. Standaard zijn de gegevenslabels gekoppeld aan waarden op het werkblad en worden ze automatisch bijgewerkt als er wijzigingen optreden in die waarden.
Hiermee worden de Hulpmiddelen voor grafieken weergegeven, waarbij de tabbladen Ontwerp, Indeling enOpmaak beschikbaar komen.
Tip Als u een regeleinde wilt invoegen, klikt u op de positie waar u de muisaanwijzer wilt plaatsen en drukt u vervolgens op ENTER.
Tip U kunt ook gebruikmaken van de opmaakknoppen op het lint (tabblad Start, groep Lettertype). Als u de hele titel wilt opmaken, klikt u met de rechtermuisknop op de titel, klikt u op Grafiektitel opmaken en selecteert u vervolgens de gewenste opmaakopties.
TERUG NAAR BOVEN
Hiermee worden de Hulpmiddelen voor grafieken weergegeven, waarbij de tabbladen Ontwerp, Indeling enOpmaak beschikbaar komen.
Tip Als de grafiek een secundaire horizontale as bevat, kunt u ook op Titel van secundaire horizontale asklikken.
Tip Als de grafiek een secundaire verticale as bevat, kunt u ook op Titel van secundaire verticale as klikken.
Opmerking Deze optie is alleen beschikbaar als de geselecteerde grafiek een echte 3D-grafiek is, zoals een 3D-kolomdiagram.
Tip Als u een regeleinde wilt invoegen, klikt u op de positie waar u de muisaanwijzer wilt plaatsen en drukt u vervolgens op ENTER.
Tip U kunt ook gebruikmaken van de opmaakknoppen op het lint (tabblad Start, groep Lettertype). Als u de hele titel wilt opmaken, klikt u met de rechtermuisknop op de titel, klikt u op Astitel opmaken en selecteert u vervolgens de gewenste opmaakopties.
Opmerkingen
TERUG NAAR BOVEN
Tip U kunt de verwijzing naar de werkbladcel ook in de formulebalk typen. In deze verwijzing neemt u een gelijkteken op, de bladnaam, gevolgd door een uitroepteken, bijvoorbeeld: =Blad1!F2.
Hiermee worden de Hulpmiddelen voor grafieken weergegeven, waarbij de tabbladen Ontwerp, Indeling enOpmaak beschikbaar komen.
Opmerking Afhankelijk van het gebruikte grafiektype krijgt u verschillende opties voor gegevenslabels te zien.
Hiermee worden de Hulpmiddelen voor grafieken weergegeven, waarbij de tabbladen Ontwerp, Indeling enOpmaak beschikbaar komen.
Tip Als u snel een titel of gegevenslabel wilt verwijderen, kunt u ook op de betreffende titel of het gegevenslabel klikken en vervolgens op Delete drukken.
Wanneer u een grafiek maakt, wordt de legenda weergegeven, maar u kunt de legenda verbergen of de locatie ervan wijzigen nadat u de grafiek hebt gemaakt.
Hiermee worden de Hulpmiddelen voor grafieken weergegeven, waarbij de tabbladen Ontwerp, Indeling enOpmaak beschikbaar komen.
Tip Als u een legenda of legendagegeven snel uit een grafiek wilt verwijderen, kunt u de legenda of het gegeven selecteren en vervolgens op Delete drukken. U kunt ook met de rechtermuisknop op de legenda of het legendagegeven klikken en vervolgens op Verwijderen klikken.
Opmerking Wanneer u op een van de weergaveopties klikt, wordt de legenda verplaatst en wordt hettekengebied automatisch aangepast om ruimte te maken voor de legenda. Als u de legenda met de muis verplaatst of groter of kleiner maakt, wordt het tekengebied niet automatisch aangepast.
Tip Standaard overlapt een legenda de grafiek niet. Als de ruimte echter beperkt is, kunt u de grafiek wellicht minder groot maken door het selectievakje De legenda weergeven zonder dat deze de grafiek overlaptuit te schakelen.
Tip Wanneer in een grafiek een legenda wordt weergegeven, kunt u de afzonderlijke legendagegevens aanpassen door de corresponderende gegevens op het werkblad te bewerken. Als u extra bewerkingsopties wilt gebruiken of als u legendagegevens wilt aanpassen zonder dat dat invloed heeft op de werkbladgegevens, kunt u wijzigingen aanbrengen in de legendagegevens in het dialoogvenster Gegevensbron selecteren(tabblad.Ontwerp, groep Gegevens, knop Gegevens selecteren).
Wanneer u een grafiek maakt, worden voor de meeste grafiektypen primaire assen weergegeven. U kunt deze naar wens in- of uitschakelen. Wanneer u assen toevoegt, kunt u opgeven welk detailniveau u de assen wilt laten weergeven. Wanneer u een 3D-grafiek maakt, wordt een diepteas weergegeven.
Als het waardebereik van gegevensreeksen binnen een grafiek sterk verschilt of als u met meerdere typen gegevens werkt (bijvoorbeeld prijs- en volumegegevens), kunt u een of meer gegevensreeksen uitzetten op een secundaire verticale as (waardeas). De schaal van de secundaire verticale as komt overeen met de waarden voor de bijbehorende gegevensreeks. Nadat u een secundaire verticale as hebt toegevoegd aan een grafiek, kunt u ook een secundaire horizontale as (categorieas) toevoegen. Dit kan handig zijn in een spreidingsdiagram of in een bellendiagram.
U kunt een grafiek gemakkelijker te lezen maken door horizontale en verticale grafiekrasterlijnen die vanaf de horizontale en de verticale as over het tekengebied van de grafiek lopen weer te geven of te verbergen.
Hiermee worden de Hulpmiddelen voor grafieken weergegeven, waarbij de tabbladen Ontwerp, Indeling enOpmaak beschikbaar komen.
Hiermee worden de Hulpmiddelen voor grafieken weergegeven, waarbij de tabbladen Ontwerp, Indeling enOpmaak beschikbaar komen.
Tip U kunt de secundaire verticale as makkelijker onderscheiden als u het grafiektype voor één gegevensreeks wijzigt. U kunt bijvoorbeeld van één gegevensreeks een lijndiagram maken.
Opmerking Deze optie is alleen beschikbaar nadat u een secundaire verticale as hebt weergegeven.
Tip U kunt ook klikken op de secundaire as die u wilt verwijderen, en vervolgens op Delete drukken.
Hiermee worden de Hulpmiddelen voor grafieken weergegeven, waarbij de tabbladen Ontwerp, Indeling enOpmaak beschikbaar komen.
U kunt een grafiek naar een willekeurige locatie in een werkblad of naar een nieuw of bestaand werkblad verplaatsen. U kunt ook het formaat van de grafiek aanpassen zodat deze beter past.
TERUG NAAR BOVEN
U kunt het formaat van een grafiek op de volgende manieren wijzigen:
Tip Voor meer formaatopties klikt u op het tabblad Opmaak in de groep Formaat op om het dialoogvenster Grafiekgebied opmaken te openen. Op het tabblad Grootte kunt u opties selecteren om het formaat of de schaal van de grafiek te wijzigen of de grafiek te draaien. Op het tabblad Eigenschappen kunt u opgeven hoe u de verplaatsing en het formaat van de grafiek wilt relateren aan de cellen op het werkblad.
Als u een andere grafiek wilt maken zoals de grafiek die u zojuist hebt gemaakt, kunt u deze opslaan als een sjabloon die u kunt gebruiken als basis voor andere, vergelijkbare diagrammen.
Tip Tenzij u een andere map opgeeft, wordt het sjabloonbestand (.CTRX) opgeslagen in de map Grafiekenfolder en is de sjabloon beschikbaar onder Sjablonen in zowel het dialoogvenster Grafiek invoegen (tabbladInvoegen, groep Grafieken, Startpictogram voor het dialoogvenster ) als het dialoogvensterGrafiektype wijzigen (tabblad Ontwerp, groep Type, Grafiektype wijzigen). Opmerking De grafieksjabloon bevat de grafiekopmaak en de kleuren die worden gebruikt wanneer u de grafiek opslaat als sjabloon. Wanneer u de grafieksjabloon gebruikt om een nieuwe grafiek in een andere werkmap te maken, worden de kleuren van de grafieksjabloon gebruikt en niet de kleuren van het documentthema dat momenteel is toegepast op de werkmap. Als u de kleuren van het documentthema wilt gebruiken in plaats van de kleuren van de grafieksjabloon, klikt u met de rechtermuisknop op het grafiekgebied en klikt u vervolgens opOpnieuw instellen in overeenkomst met stijl. ??